17 jul Europese Rekenkamer roept op tot realitycheck hernieuwbare waterstof in de EU
De Europese Rekenkamer (ERK) stelt in een recent verslag dat de EU wisselend succes heeft gehad bij het leveren van de bouwstenen voor de opkomende markt voor hernieuwbare waterstof. Hoewel de Europese Commissie een aantal positieve stappen heeft genomen, blijft de hele waterstofwaardeketen vol uitdagingen. Verder is het onwaarschijnlijk dat de EU haar streefcijfers voor 2030 voor de productie en invoer van hernieuwbare waterstof zal halen. De auditors roepen op tot een realitycheck om te zorgen dat de streefcijfers van de EU realistisch zijn en om te voorkomen dat haar strategische keuzes voor de toekomst het concurrentievermogen van belangrijke sectoren aantasten of nieuwe afhankelijkheden creëren.
Hernieuwbare of “groene” waterstof heeft aanzienlijke gevolgen voor de toekomst van belangrijke EU-industrieën: het kan helpen zeer moeilijk te elektrificeren sectoren (bijv. de staal-, petrochemie-, cement- en meststofsector) te decarboniseren (koolstofvrij te maken). Verder kan deze bijdragen aan het behalen van de EU-klimaatdoelstellingen voor 2050, namelijk het tot nul terugbrengen van de koolstofuitstoot. Daarnaast kan de EU zo haar afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen verder verminderen.
“Het industriebeleid van de EU inzake hernieuwbare waterstof is aan een realitycheck toe”, zegt Stef Blok, het ERK-lid dat verantwoordelijk is voor de controle. “De EU moet een besluit nemen over de te volgen strategische koers voor decarbonisatie. Daarbij moet worden voorkomen dat het concurrentievermogen van belangrijke EU-industrieën wordt aangetast of dat er nieuwe strategische afhankelijkheden worden gecreëerd.”
Om te beginnen heeft de Commissie veel te ambitieuze streefcijfers vastgesteld voor de productie en invoer van hernieuwbare waterstof: in beide gevallen 10 miljoen ton tegen 2030. Deze streefcijfers waren niet gebaseerd op een grondige analyse, maar ingegeven door politieke wil. Bovendien kende de realisatie ervan een moeizame start: ten eerste waren de uiteenlopende ambities van de lidstaten niet altijd afgestemd op de streefcijfers. Ten tweede slaagde de Commissie er bij de coördinatie met de lidstaten en de industrie niet in om alle partijen op één lijn te krijgen.
Aan de andere kant prijzen de auditors de Commissie voor het feit dat zij de meeste rechtshandelingen in korte tijd heeft voorgesteld: het rechtskader is bijna voltooid en heeft de zo nodige zekerheid geboden voor het tot stand brengen van een nieuwe markt. Het bereiken van overeenstemming over de regels voor hernieuwbare waterstof kostte echter tijd en veel investeringsbesluiten werden uitgesteld. Ook projectontwikkelaars stellen investeringsbesluiten uit omdat het aanbod afhankelijk is van de vraag en omgekeerd.
Het opbouwen van een waterstofindustrie in de EU vereist enorme publieke en particuliere investeringen. De Commissie heeft echter geen volledig overzicht van de behoeften, noch van de beschikbare overheidsfinanciering. Tegelijkertijd is de EU-financiering — die door de auditors wordt geschat op 18,8 miljard EUR voor de periode 2021-2027 — verspreid over verschillende programma’s. Hierdoor kunnen bedrijven moeilijk bepalen welk soort financiering het meest geschikt is voor een bepaald project. Het grootste deel van de EU-financiering wordt gebruikt door lidstaten met een groot aandeel moeilijk te decarboniseren sectoren, die ook verder gevorderd zijn wat betreft geplande projecten (d.w.z. Duitsland, Spanje, Frankrijk en Nederland). Er is echter nog steeds geen garantie dat het potentieel voor waterstofproductie van de EU volledig kan worden benut. Ook is het niet zeker of overheidsfinanciering de EU in staat zal stellen om groene waterstof door de hele Unie te vervoeren, van landen met een goed productiepotentieel naar landen met een grote industriële vraag.
De auditors roepen de Commissie op om haar waterstofstrategie te actualiseren op basis van een zorgvuldige beoordeling van drie belangrijke gebieden: ten eerste hoe marktprikkels voor de productie en het gebruik van hernieuwbare waterstof moeten worden aangepast; ten tweede hoe de schaarse EU-financiering moet worden geprioriteerd en op welke onderdelen van de waardeketen deze moet worden gericht, en ten derde welke sectoren de EU wil behouden en tot welke prijs, gezien de geopolitieke gevolgen van EU-productie in vergelijking met invoer uit niet-EU-landen.
Bron: European Court of Auditors
Foto: CC BY-SA 2.0, Ministerie van Buitenlandse Zaken.